h

HET BELOOFDE LAND, HET BEROOFDE LAND

3 augustus 2014

HET BELOOFDE LAND, HET BEROOFDE LAND

 

EEN SAMENVATTING VAN DE STUDIE DOOR ANJA MEULENBELT EN HARRY VAN BOMMEL

 

In februari 2007 verscheen van het Wetenschappelijk Bureau van de SP het boekje ‘Het beloofde land, het beroofde land’. Het is het resultaat van een studie door Anja Meulenbelt en Harry van Bommel naar de achtergronden van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Een conflict dat op de eerste plaats miljoenen Palestijnen en Israëli’s in zijn greep houdt, maar tegelijk voor heel de wereld relevant is. De geloofwaardigheid van het Westen als ‘hoeder van democratie’ staat flink onder druk, en er is altijd het gevaar van het ‘importeren’ van het conflict in de Nederlandse samenleving. Hieronder als voorproefje een samenvatting van de studie.

Tekst: Diederik Olders Foto: Anja Meulenbelt Illustratie: Len Munnik

De SP pleit voor een geweldloze oplossing voor het al zo lang lopende conflict tussen Israël en de Palestijnen. Er moet een einde komen aan de bezetting van de Palestijnse gebieden en het nederzettingenbeleid van Israël. De Europese Unie moet bijdragen aan de oplossing door consequent te pleiten voor een levensvatbare Palestijnse staat en veilige, internationaal erkende grenzen (de ‘Groene Lijn’ van vóór 1967) voor zowel Israël als Palestina. Dit standpunt komt voort uit een bepaalde visie op de ontstaansgeschiedenis van het conflict.

DRIE VISIES

In Nederland wordt vanuit grofweg drie visies gesproken over de Israëlisch-Palestijnse kwestie.

Visie 1, die lang dominant is geweest in Nederland, beschouwt Israël vóór alles als een noodzakelijk veilig toevluchtsoord voor de overlevenden en hun nazaten van de Holocaust. In deze visie wordt het probleem vooral gedefinieerd als de onwil van de Palestijnen (en andere Arabieren) om Israël te erkennen en op te houden met geweld.

Visie 2 is het best samen te vatten met: ‘waar twee vechten, hebben twee schuld’. Het probleem wordt hier gezien als een conflict tussen twee nationale bewegingen, verstrikt in een spiraal van geweld. Dit uitgangspunt is populair bij de media, die immers zo onpartijdig mogelijk willen zijn.

Visie 3 voegt aan visie 2 een belangrijk element toe: de twee partijen zijn uitermate ongelijk. De staat Israël is een grote militaire mogendheid, de Palestijnen een volk dat óf in ballingschap óf onder bezetting leeft. In deze visie staat het begrip ‘bezetting’ centraal; de gebieden waar de Palestijnen volgens internationale afspraken, akkoorden en uitspraken van internationale rechters recht op hebben, zijn en worden in toenemende mate geannexeerd door Israël.
Deze laatste visie sluit aan bij die van de SP. Deze visie wijst vele jaren Israëlische politiek af, maar níét het recht van zowel Israël als Palestina op een onafhankelijk bestaan, op veiligheid en op steun van de internationale gemeenschap.

EEN GESCHIEDENIS VAN BEZETTING

De ontstaansgeschiedenis van het conflict speelt een grote rol bij het voortduren ervan – en dus ook bij het zoeken naar mogelijke oplossingen.

In het kort: in 1947 formuleerden de VN een verdelingsplan, waarin de staat Israël 55% van het mandaatgebied Palestina toegewezen kreeg. De Arabische staten wezen het plan af en begonnen een oorlog, die Israël won. De vluchtelingenstroom van Palestijnen kwam echter al vóór de oorlog op gang, omdat er op grote schaal sprake was van etnische zuivering door zionistische terreurgroepen, waarvan het bloedbad in Deir Yassin een berucht voorbeeld is. Israël werd in 1948 gesticht op 78% van het gebied; de grens van de toenmalige wapenstilstand wordt de ‘Groene Lijn’ genoemd. 450 Palestijnse dorpen werden vernietigd en een groot deel van het land werd onteigend.

 

In de zesdaagse oorlog van 1967 veroverde Israël de Gazastrook, de Westoever en Oost-Jeruzalem. Israël had de kans om in deze gebieden, conform meerdere VN-resoluties, de bezetting te beëindigen en om er een Palestijnse staat te (laten) stichten. Men koos ervoor de gebieden onder ‘voorlopig’ militair gezag te plaatsen – een situatie die nu nog voortduurt.

In strijd met de Conventies van Genève, VN-resoluties en onder andere het Oslo-akkoord van 1993 werden en worden in de bezette gebieden vele Joodse nederzettingen, verbindingswegen en sinds enkele jaren de afscheidingsmuur gebouwd. Met als resultaat dat nog maar 60% van de bezette gebieden beschikbaar is voor Palestijnen, en dan nog in van elkaar afgesloten enclaves. De isolatie remt de economische ontwikkeling van de bezette gebieden; bijna de helft van de 1,7 miljoen Palestijnen leeft er onder de armoedegrens. Bij de bezetting horen voor de Palestijnen onder andere ook de standrechtelijke executies van Palestijnse verdachten (‘targeted killings’), de reële mogelijkheid dat je huis wordt platgewalst en de zeer beperkte toegang tot ziekenhuizen door de toch al vernederende check points.

Het aantal vluchtelingen, die van 1948 en 1967 en hun nazaten, wordt geschat op meer dan vijf miljoen. Zij verblijven vooral in Jordanië, Libanon en de bezette gebieden. Het vluchtelingenprobleem is ondanks vele VN-resoluties nooit door Israël erkend. Tegen het internationale recht in is het de vluchtelingen onmogelijk gemaakt om naar hun huis terug te keren, om maar te zwijgen van compensatie van verloren land en andere bezittingen

HET ‘DEMOCRATISCHE’ DILEMMA

Israël is de enige democratie in het Midden-Oosten. Althans, voor de Joodse bewoners. Israël heeft geen grondwet (!) die gelijke rechten voor burgers garandeert. Het definieert zichzelf als een Joodse staat, wat vergaande gevolgen heeft. Elke Jood ter wereld heeft recht op staatsburgerschap op het moment dat ze voet zetten in Israël; niet-Joden moeten dat staatsburgerschap verwerven, al wonen ze er al generaties. Palestijnse bewoners van Jeruzalem kunnen geen staatsburger worden en mogen dus ook niet stemmen. Of je Jood bent of niet heeft invloed op de mogelijkheid om bij de overheid te werken (Palestijnen niet dus), op de strafmaat, op je keuzevrijheid van woonplaats, op de hoogte van je uitkering en zelfs op de distributie van gasmaskers. Opkomen voor gelijke rechten voor niet-Joden kan als staatsgevaarlijk worden beschouwd, omdat je dan blijkbaar niet onderschrijft dat Israël een Joodse staat is. Parlementaire onschendbaarheid geldt níét voor Arabische parlementariërs. Door onteigeningen is 93% van Israëlisch grondgebied in handen van de staat. De grond wordt exclusief aan Joden verpacht, en alleen voor exorbitante bedragen aan niet-Joden. De groeiende Palestijnse bevolking moet dus kiezen tussen illegaal bouwen of dakloos worden. Een land met tweederangsburgers die hun belangrijkste burgerrechten niet kunnen uitoefenen zonder gecriminaliseerd te worden, is – ook al hebben de meesten van hen stemrecht – geen democratie te noemen. Etnocratie komt meer in de buurt.

Er tikt echter een demografische tijdbom onder deze etnocratie. De emigratie van Joodse burgers is groter dan de immigratie van Joden. Tegelijk groeit de – nu nog – minderheid van niet-Joden. Als de bezette gebieden officieel worden ingelijfd bij Israël, is er nú al sprake van een Joodse minderheid. Kan Israël een Joodse staat blijven? Israël lijkt nog drie opties te hebben:

  1. Israël deporteert (het merendeel) van de niet-Joden
  2. Israël wordt formeel een apartheidsstaat en ontneemt niet-Joden hun stemrecht
  3. Israël wordt een multi-etnische, echte democratie met een grondwet die gelijke rechten voor alle burgers garandeert.

Zolang de laatste optie gezien wordt als de ‘vernietiging van de Joodse staat’ en de eerste twee opties internationaal-politiek onhaalbaar lijken, staat Israël voor een groot dilemma.

VREDESPOGINGEN

Het is geen geheim dat de VS Israël in belangrijke mate steunt. Financieel – ongeveer een kwart van het jaarlijkse staatsbudget van Israël, vele miljarden, komt uit de VS – maar zeker ook politiek. De VS protesteren niet tegen de vele schendingen van zowel VN-resoluties als de Conventies van Genève en gebruiken regelmatig hun veto in de Veiligheidsraad om nóg meer resoluties te blokkeren. Ook de recentste vredespogingen laten zien dat Israël niet met de Palestijnen, maar met de VS onderhandelt over een ‘oplossing’.

In 1993 ondernam Bill Clinton in Oslo de eerste serieuze poging tot een vredesverdrag. Toenmalig president Arafat ondertekende de intentieverklaring, om Israël (nogmaals) te erkennen op 78% van het land – gezien de historie een verregaande concessie. Tijdens de daaropvolgende onderhandelingen bleek dat Israël niet bereid was de resterende 22% voor een Palestijnse staat de erkennen. Israël vatte die 22% op als onderhandelingsruimte en ging ondertussen door met het bouwen van nederzettingen in dat gebied. Ook bleek dat over het vluchtelingenprobleem niet te praten viel. De Israëlische premier Barak eiste verder zeggenschap over de Tempelberg in Jeruzalem en dat de Palestijnen deze stand van zaken als ‘een definitieve oplossing’ zouden erkennen. Het was duidelijk dat Arafat dit ‘genereuze aanbod’ niet kon ondertekenen.

Volgende pogingen, de Road Map, het Genève-initiatief, hadden hetzelfde probleem als de Oslo-akkoorden: het doel was niet vastgelegd. Hierdoor nam Israël steeds de ruimte om ‘de Palestijnse staat’ naar believen in te vullen: een verzameling van geïsoleerde enclaves zonder kans op een economisch zelfstandig bestaan. De meest actuele ‘poging’, het ‘Disengagement Plan’ van Sharon/Olmert komt feitelijk hierop neer. De Wereldbank heeft al laten weten dat de Palestijnse bevolking niet economisch zelfstandig kan worden, zolang zij niet zelf de beschikking heeft over vliegveld, haven, grensovergangen en veilige toegang tot het Palestijnse gebied op de Westoever.

Zorgt de onvoorwaardelijke steun van de VS er internationaal voor dat Israël doet wat het wil, binnen Israël is er ook nauwelijks oppositie van betekenis. Geen van de politieke partijen, van links tot rechts, wil serieus praten over bijvoorbeeld het vluchtelingenprobleem of gelijke rechten voor alle burgers. De enige oppositie is standvastig, maar buitenparlementair; een politieke koerswijziging lijkt er niet in te zitten.

PALESTIJNS GEWELD

Zijn de Palestijnen medeverantwoordelijk voor de ‘spiraal van geweld’? Volgens de definities van het internationaal recht is gewapend verzet tegen bezetting toegestaan, zolang er geen aanvallen gepleegd worden op burgers. Aanslagen op burgerdoelen moeten inderdaad worden afgewezen. Dat betekent echter niet dat ál het verzet illegitiem is. Het is daarnaast zeer de vraag of de situatie beter was geweest zonder Palestijns gewapend verzet; nooit, ook tijdens een wapenstilstand of relatieve rust, heeft Israël de uitbreiding van de nederzettingen gestaakt. De Palestijnen kunnen dus niet medeverantwoordelijk worden gehouden voor de bezettingspolitiek van de opeenvolgende Israëlische regeringen, al wordt dat beleid door hen wel zo gerechtvaardigd.

OPLOPENDE SPANNINGEN

De verkiezingen in de Palestijnse gebieden in januari 2006 leverde een overwinning op voor Hamas. Een groot deel van de bevolking gaf Hamas het voordeel van de twijfel, na de teleurstelling over Fatah. Probleem is dat Hamas in het Westen op de lijst van terroristische organisaties staat, met als gevolg dat er niet met de nieuw gevormde regering onderhandeld wordt. De direct ingestelde sancties maken de economisch toch al slechte situatie tot een noodsituatie. Het is duidelijk dat Israël en de VS hopen zo de Hamas-regering ten val te brengen. Bezien vanuit de Palestijnen is dit zeer onrechtvaardig. Eerst wilden Israël en de VS niet onderhandelen omdat er geen democratisch gekozen regering was. Nu dat – op voorbeeldige wijze – wel is gebeurd, verzint men weer wat anders.

Europa neemt een iets andere houding in, maar meet met twee maten. De EU wil alleen met Hamas praten als zij de staat Israël erkennen, geweld afzweren en afgesloten verdragen respecteren. Deze voorwaarden worden niet aan Israël gesteld, al is daar alle reden toe.
Tegelijk gaat de regering-Olmert door met het eenzijdig uitbreiden van Israëlisch grondgebied met het Disengagement Plan. De nieuwe muur zal de feitelijke grens vormen, waardoor naar schatting 46 procent van de Westoever geannexeerd wordt. De Palestijnen zullen in van elkaar en de rest van de wereld afgesloten enclaves vastzitten. Voor infrastructuur, water, gas en elektriciteit zullen ze volledig afhankelijk zijn van Israël. Israël int nu al de in- en uitvoerbelasting en stelt steeds nieuwe voorwaarden voor uitbetaling van feitelijk Palestijns geld. Enzovoort.
President Ismail Haniya van Hamas heeft toegezegd te willen onderhandelen. Zulke onderhandelingen hebben alleen kans van slagen wanneer de voorwaarden aanwezig zijn voor economische onafhankelijkheid van een Palestijnse staat – het Disengagement Plan is eenvoudigweg geen optie.

De spanningen lopen ondertussen op in de grote gevangenis die Gaza heet, en er hebben gevechten plaatsgevonden tussen Hamas en Fatah. Voor de door de economische sancties aangeslagen regering is het onmogelijk de rust te bewaren. De wanhoop van de Palestijnen neemt, zo mogelijk, alleen maar toe. Geen volk zou in de positie mogen verkeren dat er geen enkele internationale instantie meer is waar ze haar recht kan krijgen. VN-resoluties, uitspraken van het Internationaal Gerechtshof; niets lijkt voldoende te zijn voor sancties tegen Israël. Zoals jurist Charles Shamas zei: wanneer een volk nergens anders haar recht kan halen, zal zij het recht in eigen handen nemen met alle middelen die zij heeft.

AANBEVELINGEN

Israël heeft zich tot nu toe niet vast willen leggen op definitieve grenzen, ondanks het feit dat de Palestijnen tot twee keer toe, de laatste keer bij de ondertekening van het Oslo-akkoord, de staat Israël hebben erkend en daarmee afstand deden van 78 procent van het oorspronkelijke mandaatgebied Palestina. Door steeds meer ‘facts on the ground’ (voornamelijk nederzettingen) te creëren, maakt Israël een levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk. In het dilemma waarin Israël zich bevindt – deportatie, apartheid of een multi-etnische democratie – stuurt de regering-Olmert gezien de ‘facts’ duidelijk aan op een vierde optie: Palestina als een verzameling geïsoleerde ‘thuislanden’ met zelfbestuur maar geen zelfbeschikking.

Het wordt tijd voor ondubbelzinnige daden zoals politieke en economische sancties tegen Israël. Het Europese Parlement heeft op 10 april 2002 de EU-landen daartoe opgeroepen. Wij staan op het standpunt dat de Nederlandse regering de democratisch gekozen Palestijnse regering moet erkennen en beschouwen als legitieme onderhandelingspartner. Beide partijen, Hamas en Olmert, moeten worden gehouden aan conventies, resoluties en akkoorden. Beiden moeten ook de staat Israël respectievelijk de Palestijnse staat erkennen. De Nederlandse regering en de EU dienen niet over te gaan tot de erkenning van het eenzijdig uitgevoerde Disengagement Plan. We gaan er daarnaast van uit dat Nederland ook financieel zou moeten helpen om een verdere humanitaire ramp te voorkomen.

Concreet hebben Europa en Nederland een aantal mogelijkheden om ook Israël te houden aan de genoemde voorwaarden:

  • elke militaire samenwerking en handel met Israël stopzetten
  • boycot van illegale Israëlische producten uit bezette gebieden
  • terugroepen van de ambassadeur bij verdere schendingen van mensenrechten
  • het Associatieverdrag met Israël opschorten.

De oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict veronderstelt een op feiten gebaseerde visie op de geschiedenis en daarmee de aard van het conflict. Visies 1 en 2, met Israël als underdog respectievelijk gelijkwaardige partij, doen geen recht aan de historie van het conflict. De nadruk in onze aanbevelingen op het onder druk zetten van de Israëlische regering komt voort uit de derde visie; het is de veruit machtigste en daarmee meest-verantwoordelijke partij. Onze eisen komen er voornamelijk op neer dat beide partijen, Israël en de Palestijnen, worden gehouden aan gemaakte afspraken, uitspraken van internationale rechters en internationale conventies zoals die van Genève. Zelfs iemand die vasthoudt aan visie 1 of 2 zal moeilijk kunnen beweren dat dat onredelijke eisen zijn.

Reactie toevoegen

U bent hier